Home / kerken / Inspiratie voor uw leden / Wat zegt de Bijbel over vluchtelingen?

Wat zegt de Bijbel over vluchtelingen?

Bijna zo lang als de wereld bestaat, zijn er mensen op de vlucht. Adam en Eva waren de eerste vluchtelingen, toen ze niet langer in het Paradijs mochten wonen. Daarnaast zijn er nog veel meer verhalen opgeschreven over (omgang met) vluchtelingen. Wat zegt de Bijbel erover?  

Vluchtelingen in de Bijbel

In de Bijbel zien we veel mensen die als vreemdeling leven. Denk naast Adam en Eva bijvoorbeeld ook aan Abraham, Izak en Jakob. Zij zijn alle drie tijdens hun leven gevlucht vanwege hongersnoden (Gen. 12:10, 26:1, 42:1-2). We zouden hen nu economische vluchtelingen noemen. Mozes vluchtte omdat hij een Egyptenaar had vermoord en leefde als vreemdeling in Midian (Ex. 2: 11-15). Net als David is hij een voorbeeld van een politieke vluchteling. Jezus is de meest bijzondere vluchteling in de Bijbel. Als baby moest Hij vluchten naar Egypte (Mat. 2: 13-15). Aan het einde van zijn leven moesten zijn volgelingen vluchten (na Jezus’ dood werden de ontstane christengemeenten vervolgd en verstrooid (Hand. 8:1)).

Dit zijn voorbeelden van mensen die naar het buitenland vluchtten. Maar er waren in de tijd van de Bijbel ook mensen die naar Israël toe kwamen. Zij waren vreemdelingen in Israël. Hoe moest Gods volk met deze vreemdelingen omgaan?

Vreemdelingen in het Oude Testament

In het Oude Testament worden er vier woorden gebruikt voor vreemd/vreemdeling. De twee belangrijkste zijn ger en nokri.

  • Nokri staat voor ‘buitenlands/niet-Israëlitisch’. Nokri was de term die werd gebruikt voor vreemdelingen die economisch, cultureel en religieus onafhankelijk waren, en slechts tijdelijk in Israël verbleven. Nokri hadden hun eigen goden en zouden Israël verleiden tot zonde en afgoderij. Ze werden niet gastvrij ontvangen en er werd zelfs gewaarschuwd voor deze vreemdelingen: mensen moesten op hun hoede zijn voor nokri.
  • Ger (meervoud gerim) staat voor een vreemdeling die binnen Israëls grenzen woonde en vaak al was geïntegreerd in de Israëlitische samenleving. Met ger wordt iemand die ‘van buiten komt’ bedoeld. Zo waren Abrhaham en Mozes bijvoorbeeld ook ‘ger’. De oorzaak voor het verlaten van eigen familie, land en stam kwam bij gerim vaak door oorlog, honger of pest. In Israël moesten gerim vriendelijk behandeld worden (zie Jes. 14:1; Ez. 47:22v). Ze mochten niet onderdrukt worden en moesten gastvrij worden ontvangen.

Gods hart voor vreemdelingen

Zoals gezegd mochten de Israëlieten vreemdelingen (gerim) die in Israël kwamen wonen niet uitbuiten of onderdrukken, maar hen gastvrij ontvangen en liefhebben. Daarnaast golden nog een aantal andere wetten die duidelijk maakten dat men zich over de vreemdeling moest ontfermen. Denk bijvoorbeeld aan het geven van rust op de sabbat, vreemdelingen de achtergelaten oogst laten oogsten en hen mee laten delen van tienden van de opbrengst van het land. Vreemdelingen dienden met barmhartigheid behandeld te worden (Deut.24:14 en Deut. 26:10-12). Gerim hadden zelfs de mogelijkheid te participeren in de eredienst van Israël en deelden in de rechten en plichten van het Israëlitische volk. Dat betekende ook dat zij zich moesten houden aan de wetten. De nokri hadden niet dezelfde beschermende rechten, omdat zij zich economisch, sociaal en religieus niet verbonden hadden aan het volk Israël.

Maar waarom moest Israël eigenlijk zo met gerim omgaan? God openbaart zich als een God die opkomt voor vreemdelingen en hen liefheeft. Denk maar aan de Israëlieten zelf: God ontfermde zich over het volk van Israël toen zij zelf vreemdelingen waren en moesten vluchten. “En wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, zult u hem niet onderdrukken. Als een onder u geboren Israëliet zal u de vreemdeling gelden, die bij u verblijft; u zult hem liefhebben als uzelf, want u bent vreemdeling geweest in het land Egypte: Ik ben de HEERE, uw God.” (Lev. 19: 33-34, zie bijvoorbeeld ook Deut. 10:17-18, Ez. 47:21-23). God is een God van alle volken. Een vreemdeling die ‘asiel’ aanvroeg bij Israël kon daarmee ook zijn toevlucht zoeken bij God.

Voorbeelden van omgang met vluchtelingen

De Bijbel geeft enkele voorbeelden waarin we zien hoe gerim onderdeel werden van Gods volk. Zo deelden ze in het verbond dat God had met Israël. Het ging niet om hun afkomst, maar om hun geloof en hun handelen. Zelfs nokri waren welkom om God te aanbidden, tenzij zij de Israëlieten van God deden afkeren zoals bij Salomo, Ezra en Nehemia het geval was.

In Psalmen en in de Profeten komen we echter ook verhalen tegen waarin vreemdelingen verkeerd behandeld worden. Zo werden ze uitgebuit, onderdrukt en zelfs vermoord. Ook in deze verhalen zien we Gods liefdevolle en verwelkomende karakter tegenover vreemdelingen: Hij neemt het voor hen op en roept Israël ter verantwoording. Ze moeten recht doen aan vreemdelingen, anders zal Hij hen straffen. Voor nokri gold dat zij geweerd moesten worden als zij Gods tempel ontheiligden, maar als zij zich bekeerden tot God moesten ze een hartelijk welkom ontvangen.

Vreemdelingen in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament is een heel andere dynamiek aanwezig. Hier was Israël een theocratie waarin Gods wetten bepalend waren voor heel het land. De volgelingen van Jezus stonden in deze tijd aan de rand van de samenleving. Zij waren door Jezus te volgen vreemden voor hun omgeving geworden. De kerk van deze volgelingen bestond uit mensen van alle stammen, volken en talen. Het was hierbij belangrijk gastvrijheid te verlenen aan medechristenen: broers en zussen in Christus die rondreisden om het Evangelie van Jezus bekend te maken. Daarnaast kreeg de kerk de opdracht om te participeren in de missie van God met het doel dat alle volken God zouden aanbidden.

Wat betekent dat voor vandaag?

In het Oude Testament zien we dat God van ons vraagt zorgzaam te zijn voor vreemdelingen. Daarnaast zien we in het Nieuwe Testament dat Jezus dat ook van ons vraagt; het goede dat je voor je naaste doet, ziet Jezus alsof het voor Hemzelf gedaan is. Hierbij hoort ook het onderdak verlenen aan de vreemdeling (Mat. 25:25-36). Sommigen hebben hierdoor onwetend engelen geherbergd (Hebr. 13:2).

We kunnen een aantal principes in de context van de wetten in het Oude en Nieuwe Testament meenemen naar vandaag:

  • Allereerst is de motivatie voor barmhartigheid te handelen zoals God handelde met ons. Laat Gods karakter en Gods handelen met ons, ons handelen vormen in onze omgang met vreemdelingen.
  • Ten tweede is er de sociale context op lokale schaal. We stellen de vraag: ‘Wat betekent het voor mij als individuele christen of als plaatselijke kerkelijke gemeenschap om de vreemdeling bij mij in de buurt te behandelen zoals God met mij handelt?’
  • Ten derde is de aanbidding van God door alle volken het doel. Dit houdt in dat we door het reflecteren van Gods karakter God aanbidden en vreemdelingen uitnodigen om Jezus te leren kennen en hen de mogelijkheid geven om samen met ons God te aanbidden. Daarbij bewaken we onze eigen aanbidding van God en het Evangelie van Jezus Christus.
  • Ten vierde wordt de omgang met vreemdelingen aangespoord vanuit de noodzaak dat voorkomen moet worden dat vreemdelingen worden uitgebuit en in armoede vervallen. Onze medechristenen uit andere landen hebben bovendien gastvrijheid nodig.
  • Als laatste is het goed om te beseffen dat onze omgang met vreemdelingen consequenties heeft, ofwel ten zegen ofwel ten oordeel.

Gods plan in migratie

Doordat mensen vluchten of om andere redenen migreren ontstaan er twee soorten mogelijkheden voor de verspreiding van Gods boodschap. Als eerste reist het Evangelie met mensen mee naar anderen, zoals dat nu bijvoorbeeld in de zending gebeurt. Bijbelse voorbeelden hiervan zijn het dienstmeisje van Naäman die vertelt over de profeet te Samaria (2 Kon. 5: 2-4), Naömi die in Moab haar schoondochters over haar God vertelt (Ruth 1:16), en de verstrooide eerste christelijke gemeente die het land doortrekt en het Evangelie verkondigt (Hand. 8:4). Ten tweede trekken vreemdelingen naar plekken met mensen die het Evangelie al kennen. Voorbeelden hiervan uit de Bijbel zijn Salomo die bidt voor de vreemdelingen in Israël (2 Kron. 6: 32-33), hele volken zullen in Jeruzalem op zoek gaan naar de HEERE (Zach. 8: 20-22), en de kamerling die het Evangelie hoort op zijn terugreis vanaf Jeruzalem (Hand. 8: 27-28).

Een groot deel van de vluchtelingen die naar ons land komen, is opgegroeid in een land waar weinig christenen zijn en zendelingen moeilijk het Evangelie kunnen brengen. Juist zij komen naar ons land, waar vrijheid is om de liefde van God met hen te delen. Gave is opgericht met het idee dat hier ook een opdracht ligt voor Nederlandse christenen.

Bijbelstudies

Wil je een uitgebreide bijbelstudie doen over wat de Bijbel zegt over vluchtelingen? Download dan deze bijbelstudies.

Artboard facebook google+ instagram linkedin maps pinterest twitter vimeo youtube world