Euroforce

Vredig dreef de Euroforce over de turquoise Mediterranee. Een drijvend paradijs. Op het bovendek van het torenhoge cruiseschip genoot een stel Nederlandse gasten van het panorama in het zachter wordende licht van de late namiddag. Het gesprek kabbelde als de golven van de zee:

‘Soms denk ik wel eens: waar hebben we het toch aan verdiend?’

‘Wij doen dit elk jaar. Vorig jaar de Caribische zee, het jaar daarvoor Noorwegen.’

‘Best bizar dat wij hier van kustplaats naar kustplaats hoppen, terwijl hier zomaar een overvolle boot met vluchtelingen langszij zou kunnen dobberen.’

‘Als-ie maar dobbert en niet lekt.’

‘Wat doen ze als-ie wel lekt?’

‘Nou, oppikken. Je mag ze van de wet niet laten verzuipen.’

‘Je bedoelt: je kùnt ze als mèns niet laten verdrinken.’

‘Denk je eens in wat je aan boord haalt. Waar moeten ze slapen, eten, drinken…wat spoken ze uit aan boord?’

‘En je bent ze niet zomaar kwijt, want niemand wil ze hebben.’

‘Zitten wìj ermee. Dat is pas all inclusive!’

‘Daar heb ik niet voor getekend! Een cruise moet geen kruis worden.’

Het licht kleurde zachter en warmer, de zee donkerder… allemaal dachten ze aan het absurde contrast tussen hun drijvend paradijs en die gammele vluchtelingenbootjes. Op de eilanden waren ze een paar dagen geleden in een touringcar langs een kamp gereden. Whisky en chardonnay vochten met de beelden van troosteloze tenten en golfplaten krotten.

‘Treffend. Dit schip staat wel model voor het Europees migranten probleem. Euroforce…De naam alleen al.’

‘Wat bedoel je?’‘Nou, force…kracht. Europa is in hun ogen een luxe cruiseschip waar mensen vanuit oorlogsgebieden en armoede zo snel mogelijk op willen komen.’

‘O, mooi gevonden, filosofisch… maar maak, wat mij betreft, van force maar fort. Eurofort. Denk erom: het gaat om miljoenen egoïstische gelukzoekers, getraumatiseerde slachtoffers, mensen uit culturen die onze beschaving verafschuwen. Paard van Troje. Einde Europa…’

Een kelner kuchte bescheiden en nodigde het gezelschap uit voor het diner in de grote zaal. Daar speelde op de vleugel een grijzende heer in rokkostuum evergreens. In smetteloos wit geklede kelners stonden in een rij achter het kleurrijke buffet. Het licht van de kaarsen twinkelde in de wijnglazen en speelde op de randen van het tafelzilver. Ze gingen aan dezelfde tafel zitten. Het hors-d’oeuvre werd opgediend. Een van hen begon:‘Ik wil iets vertellen. Het heeft te maken met waar we het net over hadden… maar even los van die meningen over hoe de regering om moet gaan met vluchtelingen, even gewoon dichtbij mezelf. Mijn vrouw’ – hij knikte naar zijn wederhelft, alsof hij toestemming vroeg om verder te gaan – ‘mijn vrouw en ik waren een maand geleden te gast bij een Syrisch echtpaar bij ons in de buurt’. Verbaasde blikken.

‘Moet je wel vertellen hoe wij daar verzeild raakten.’

‘Ja, natuurlijk. Dat kwam zo…in onze kerk’ – hij haperde even om te checken of het woord kerk niet verkeerd zou vallen, maar iedereen luisterde alsof kerk nog de gewoonste zaak van de wereld was – ‘in onze kerk organiseren wij elke week een open inloopmaaltijd voor asielzoekers uit het azc in de buurt. Daar komt trouwens van alles, inclusief dak- en thuislozen, eenzame figuren en zo’n vijftig asielzoekers. Toen ik daar een paar weken geleden was, zag ik in een hoekje achteraf een echtpaar zitten. Ik schat ze tussen de dertig en de veertig. Ze keken wat onwennig de zaal in en spraken met niemand. Ik ben naar ze toegegaan. De man sprak redelijk Engels. Ze kwamen uit Syrië. Stukje bij beetje vertelden zij hun verhaal. Hij was als advocaat werkzaam bij het gerechtshof in Damascus toen dat gebouw getroffen werd door een bom. Hij was de enige overlevende. Rondom hem lagen zijn dode collega’s…’

De hele groep luisterde nu aandachtig, het voorgerecht bleef onaangeroerd.

‘Toen wisten ze dat ze moesten vluchten. Al hun spaargeld, duizenden euro’s, hebben zij uitgegeven aan mensensmokkelaars en corrupte ambtenaren om Griekenland te bereiken. Ze kochten valse papieren en zaten daarvoor zelfs gevangen’ -terecht! zag je de anderen denken- ‘een lange en doodvermoeiende reis volgde door half Europa, en uiteindelijk kwamen ze bij ons in de buurt terecht. Deze twee mensen, zwaar getraumatiseerd, hebben wij, met anderen, een beetje aan de hand genomen. We zijn naar het Binnenhof in Den Haag geweest. Bij het torentje van Rutte viel hun mond open van verbazing omdat ze geen beveiliging zagen. Toen ze een minister gewoon over straat zagen lopen en een andere minister zagen wegfietsen konden ze alleen maar stotteren: “Wat een land”. Toen ik ze het Internationaal Strafhof liet zien persten ze een paar woorden door hun verbeten lippen: “Hier zal… hij…eens staan.”

Zij hebben besloten 100% Nederlander te worden, spreken steeds beter Nederlands en willen uit dank voor wat zij hebben ontvangen hun talenten aan hun nieuwe vaderland geven. Een tijdje geleden schreven ze zelfs een open brief in de krant waarin zij hun dank uitten. Ze nodigden ons uit om bij hen te eten… je weet niet wat je meemaakt. Van hun schamele inkomen zetten zij een feestmaal voor waar dit cruiseschip een puntje aan kan zuigen. Wij hebben groot respect voor dit echtpaar gekregen, vriendschap gesloten en kunnen alleen maar zeggen dat we heel erg blij zijn dat we hen hebben leren kennen en mogen helpen.’

Inmiddels werd de tweede gang opgediend. Een heldere bouillon, met gekruide toastjes waarop een subtiel schijfje zalm met takje dille prijkte.

‘Bedankt voor je verhaal…misschien is dat dan de force, de kracht, van Europa…’

‘De overheid moet haar eigen verantwoordelijkheid nemen maar ik wil als privé-persoontje helpen waar ik kan. Dat zijn twee verschillende dingen.’

Een gekleurde kelner ving de laatste woorden op. De man bleek goed Nederlands te spreken en zei: ‘In mijn taal hebben wij een spreekwoord: “Alleen wie de ander wil zien, kan zichzelf zien”.’

Het gesprek viel even stil. Een beetje ongemakkelijk, zo’n ober… Maar de verteller van het verhaal over de Syriërs pikte het op: ‘Ja, zoiets zei mijn oude professor ook. Als Europa alleen op zichzelf gericht is en de noodkreten van vreemdelingen niet hoort en beantwoordt, verliest zij ook de kracht die nodig is om offers te brengen om de eigen problemen op te lossen.’

Toen klonk een dingdong door de luidsprekers. De pianist stopte, de kelners stonden stil, de gesprekken verstomden en er klonk een kalme stem: ‘Dames en heren, uw kapitein. Wij zijn genoodzaakt de koers te wijzigen omdat wij noodsignalen van een vaartuig met vluchtelingen hebben ontvangen. Indien nodig zullen wij drenkelingen aan boord moeten nemen. Wij vragen uw begrip. Geniet van uw diner.’

Tekst: Otto de Bruijne

 

Dit verhaal verscheen in het gratis Gave Magazine, dat uitkwam toen Gave 25 jaar bestond. Wil je nog meer hoopvolle verhalen lezen?

Vraag het gratis magazine aan

Hier vind je meer inspirerende verhalen

BLIJF OP DE HOOGTE

Mis niets van ons Gave nieuws en aanbod

Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Artboard facebook google+ instagram linkedin maps pinterest twitter vimeo youtube world