Wordt het Jezus of de fiets?

‘Kleurlings en onrechts’, zo omschrijft Jan-Pieter Mostert, directeur van stichting Gave zichzelf op Twitter. Dat intrigeert Andries Knevel, die zelf al jarenlang trouwe donateur is. Wie is die Mostert?

Leg eens uit, Jan-Pieter? Wat wil dat zeggen dat je jezelf ‘kleurlings en onrechts’ noemt?

Vind je ‘m niet leuk? Het begrip ‘onrecht’ zit erin natuurlijk, maar ook: als je met vluchtelingen bezig bent, dan word je in de linkse hoek gedrukt. Dus daar flirt ik maar een beetje mee. Ik heb geen mooie afgeronde opvatting over wie en hoeveel vluchtelingen hiernaartoe mogen komen. Maar ik weet wèl wat je moet doen als ze er zijn. Daar ben ik heel beslist over. En als die twee dingen verward worden, heb je aan mij een kwaaie. Ze zijn hier, dus doe er dan ook iets constructiefs mee. Nou, dat is volgens mij links noch rechts.

Word je dan verdacht van links-zijn? Ook door christenen?

Ja. Dat zijn dan mensen die moeite hebben met vluchtelingen. Terwijl ik denk: je kunt er niet tegen zijn dat Gave werkt aan het feit dat vluchtelingen zich geaccepteerd en geliefd voelen, zelfs al vind je vluchtelingen in deze maatschappij spannend. Dan kan dit alleen maar helpen om het minder spannend te maken. En objectief gezien – dat is iets wat ik graag aan PVV’ers vertel – goed geïntegreerde vluchtelingen remigreren vaker dan niet goed geïntegreerde vluchtelingen. Laat deze mensen dus vooral mens zijn, dan zijn ze èn constructiever voor je samenleving èn ze keren vaker terug als je dat belangrijk vindt.

Even iets over je levensloop: je bent opgegroeid in Spakenburg, in een vrijgemaakt gezin, bent twee keer aan een studie begonnen die je niet hebt afgemaakt, ik zie een scala aan beroepen langskomen op je cv: kok in een klooster, koster, verpleeghulp, manager in de zorg. Wist je niet wat je wilde?

Nee, ik had geen flauw idee. Ik koos voor rechten en psychologie, omdat dat studies zijn waarvan je veel leert. Het klinkt wat raar, maar misschien wilde ik wel wijs worden. Ik wilde gewoon de maatschappij snappen.

En je had daarvoor te weinig vanuit je vrijgemaakte opvoeding meegekregen…

Ja, mijn geloof was nogal theoretisch. Zo noemde ik dat toen nog niet, maar ik dacht wel: als God bestaat, dan moet ik er ook iets van merken. Als er echt Iemand de wereld regeert, dan moet dat ergens merkbaar zijn. En in de kerk werden wel allerlei waarheden verkondigd, maar ik dacht steeds: Waar bent u dan, Heer? Hoe merk ik iets van U? Die vraag heb ik mezelf al heel jong gesteld. Ik denk al wel voor m’n tiende. En als je over een bekeringsmoment moet spreken…

Nou, ik zoek eigenlijk naar een afhaakmoment. Want je bent puber in Spakenburg en dan ga je los. Dat is althans het beeld van Spakenburg dat ik heb…

Nou… ik was natuurlijk wel de domineeszoon… de jongen die in de gaten gehouden werd.

Aii! En hoe zit dat dan met dat bekeringsmoment?

Dat was het moment dat ik me realiseerde: m’n ouders, de kerk en God – dat zijn drie totaal verschillende dingen. Het was nog steeds heel rationeel. Ik had niet een ervaring waarin God sprak of een licht doorbrak. Maar het realiseren dat God in de hemel een heel andere is of kan zijn dan wat ik in de kerk of van mijn ouders hoor, dat was voor mij een bevrijding. Ik weet nog precies waar ik was in Spakenburg, op de Sluisweg, ik was toen zestien of zeventien.

Wat is jouw grootste aanvechting?

Dat is mijn eigen ratio.

Dat staat af en toe geloof in de weg?

Ja, soms wel. Ik kan de dingen nogal snel zitten verklaren, met psychologie. Dat de mens het zelf is, in plaats van dat God in iemand werkt.

En is er geen stemmetje in je achterhoofd wat zegt: Mostert!

Of het stemmetje zegt: ‘Laat het gaan want het is van God’ of het stemmetje zegt: ‘Dat is psychologisch en zit waarschijnlijk zus of zo in elkaar’. En dat vind ik heel ingewikkeld.

Maar je hebt het geloof behouden… 

Ja, en dat heeft met lijden te maken. Voor zover ik kan zien is het christendom de enige godsdienst die juist in het lijden gaat. In het lijden zit Gods kracht. Niet de God die groot en massief hoeft te zijn, maar juist heel klein wordt. Dat God een baby wordt. Dat is zo absurd en zo mysterieus. Niemand heeft een hekel aan een baby. En God heeft ervoor gekozen om zo benaderbaar te zijn en zo kwetsbaar. Ik merk dat als je daar bent, in het lijden, dat Hij aansluit en dat gun ik eigenlijk iedereen. Bovendien als je Jezus Christus hebt, heb je contact met de Bron en dan is het verankerd, dan kan de vonk ook weer overslaan op een ander. Dan is het duurzaam. Ik denk aan een Eritrese vrouw met wie ik contact heb. Ze had een fiets nodig en daar kreeg ze budget voor, maar dat was niet genoeg voor een nieuwe fiets. En ze wilde per se een nieuwe fiets! Ik werd boos en…

Ja, dan denk je: kom op zeg!

Ja, maar toen bleek dat ze drie maanden in Libië heeft gezeten. Opgesloten in een container, verkracht, alles kwijt. En nu is ze een alleenstaande moeder met een jongetje van anderhalf. Ik denk dat ze nu zoiets heeft van: ‘en nu is het tijd voor mij. Nu ben ik aan de beurt!’ En dan denk ik: als jij Jezus nou had die jouw pijn kon vullen, dan had jij die nieuwe fiets niet nodig.

Jezus of de fiets…?

Ja bijna wel. Dit is een verlangen wat niet vervuld kan worden. Je kunt van alles proberen, maar tenslotte hoort Jezus daarbij, anders blijft het improviseren, blijft het rommelen, pleistertjes plakken. Die overtuiging heb ik heel sterk gekregen.

Moet jij als directeur een mening hebben over de vluchtelingenproblematiek? Of zeg jij: Gave heeft een missie en wat er politiek moet gebeuren, dat is onze verantwoordelijkheid niet?

Op een bepaalde manier hoeft Gave daar geen mening over te hebben, maar tegelijkertijd zie ik dat discussies vaak verward worden. Dat mensen tegen vluchtelingen zijn… je kan net zo goed tegen regenwolken zijn, ze komen toch wel. Het is een onmogelijkheid. Het zijn duivelse dilemma’s, letterlijk en ik beschouw het als mijn taak om dat te laten zien.

Begrijp jij dan ook die mensen die zeggen: ‘Hallo, het is 2020, nu zijn we het een beetje zat, nu zijn er genoeg. Laat nu maar eens eventjes?

Ja die snap ik wel. Ik heb het zelf soms, dat als ik door een wijk loop waar nauwelijks Nederlands wordt gepraat, het me irriteert. Dat voel ik. Praat toch Nederlands met elkaar!, denk ik dan.

Maar je bent directeur van Gave! En wat zegt dat kleine stemmetje dan? Mostert, wat ben je een heiden? Kan je wel directeur van Gave zijn met zo’n gedachte of kan je dan JUIST directeur van Gave zijn?

Nou, het zit ‘m in de hoop die ik heb en hoop is iets fundamenteel anders dan optimisme. Optimisme is aanwijzingen zien dat het wel goed komt. Optimisme is zeggen: we doen nu dit en dan dat en dan komt het goed. Maar hoop is een in Gods Woord gefundeerde andere werkelijkheid, maar absoluut een werkelijkheid. Als we dit doen, komt het goed want dan bouwen we aan Gods koninkrijk. Soms kan ik het rationeel niet eens zien. Ik vergelijk het wel eens met een leger. Als jij in een leger aan het vechten bent en je zit op een gekke plek en je krijgt ineens de opdracht: ‘terugtrekken’ of juist ‘blijven vechten’ en je ziet daar het nut niet van in dan kan dat soms zo zijn. Maar een generaal heeft het overzicht en God heeft ook het overzicht. Laten we wel Zijn aanwijzingen blijven volgen, de vluchteling omarmen en zien dat er dan ook een kracht vrijkomt die veel groter is dan wij kunnen verzinnen.

Waarom ging je eigenlijk bij Gave werken? Om mensen te bekeren?

Omdat geloof en samenleving hier bij elkaar komt. Ik wil niet in een kerk werken maar ik wil ook niet zonder geloof werken. Dit is mijn plek. Maar om mensen te bekeren? Ik gun ze het goede. Ik wil ze niet alleen het water uit de bron geven, ik gun ze de Bron ook.

Is dit de spanning in jullie werk? Ik kom dat in jullie stukken wel tegen.

Ja, dat is zeker een spanning! Dat is waarom we geen overheidssubsidies krijgen en fondsen mislopen.

Omdat jullie ervan verdacht worden missionair te zijn?

Ja, maar we gaan niet zeggen: we gaan onze mond erover houden. Dat gaan we niet zeggen, ook al kost dat geld. Wij proberen altijd helder te zijn over onze afzender. Wij proberen nooit voorwaardelijk te zijn. In de zin van: je krijgt pas liefde als je je aan Jezus Christus geeft of als je bijbelstudie doet. Maar tegelijkertijd houden wij ook niet onze mond over wie wij zijn. We praten daar intern veel over. En dan zeg ik altijd: het is een westers taboe om niet over het geloof te willen praten. Dat is niet iets uit Afrika of het Midden-Oosten. Wij vinden dat we respect voor iemand hebben als we niet over het geloof praten. Terwijl dat in andere culturen heel gewoon is. Het is geweldig om die jonggelovigen te zien. Zo enthousiast. Daar kom je eerste liefde tegen. En dat is iets heel krachtigs.

Je bent jaloers!

Ik ben jaloers ja. Ik denk in een koperen hemel en zij denken in een open hemel.

Jaloers op hun onbevangenheid.

Ja absoluut. Ik sprak in Libanon een Syrische vrouw, die vluchtelingen hielp. Ze zei: ‘Zij stellen de vraag naar wie je werkelijk bent.’ Als ik jou vraag: wie ben je zonder je vrouw, je kinderen, je baan. Wie ben je zonder je huis, zonder je mooie auto, je pak? Als vluchteling word je helemaal afgepeld, er blijft bijna niets van je over. Wat overblijft is de ziel die al of niet op God vertrouwt. Die confrontatie is heilzaam. Want waar zijn we bang voor met al die vluchtelingen? Onze welvaart? We kunnen best wat welvaart kwijt voordat we doodgaan van de honger, hoor. Durf daar los van te denken en je zult zien dat het een bevrijding is. God is een God van overvloed is. Dertig-, zestig-, honderdvoudig. Heel veel angst bij mensen om vluchtelingen te accepteren zit ‘m in het verliezen. Maar God is zo royaal! Hij geeft zoveel. Daar moeten we op vertrouwen. Vertrouwen op de overvloed.

Maar, en dat vind ik teleurstellend, er is weinig vraag meer vanuit de plaatselijke gemeente naar jullie toe. Dat lees ik althans in de stukken.

Ja veel minder ja. Maar gedeeltelijk is dat omdat we onze missie hebben gerealiseerd. Er zijn gemeenten waar we goed contact mee hebben. Die onze materialen gebruiken enzo. Maar gedeeltelijk komt dat ook omdat het outdated is, vluchtelingen zijn niet meer hip. Toch hebben we besloten om gewoon door te gaan. Als we de lokale kerk niet meekrijgen dan gaan we toch. Dan haken ze onderweg maar aan. Als ik kijk naar ons jongerenfestival, dat is zo’n groot succes, bijna 450 jongeren, zelfs iets meer allochtonen dan autochtonen.

En over vijf jaar? Waar staat Gave dan?

In ongeveer de helft van de azc’s is nu structureel kerkelijk werk. Ik hoop dat over vijf jaar in alle azc’s de boodschap van Gods liefde klinkt. In azc’s zitten mensen die alles zijn kwijtgeraakt. Volgens Matteüs 25 moeten we daar dus zijn. Voorlopig zijn er nog volop mogelijkheden om kerken te helpen. We nemen ook nu allochtone evangelisten aan, altijd in combinatie met een lokale kerk. We financieren hen samen met bijvoorbeeld Verre Naasten of uit pioniersgelden van de PKN. Zo heeft een lokale kerk een evangelist ter beschikking. Ik hoop echt dat dat fantastisch uitwerkt. Het is niet makkelijk, maar er gebeuren wel bijzondere dingen. Laten we ons niet gek laten maken door de waan van de dag, maar zien dat Gods Koninkrijk aan het gebeuren is.

 

Dit artikel verscheen in het gratis Gave Magazine, dat uitkwam toen Gave 25 jaar bestond. Wil je nog meer hoopvolle verhalen van vluchtelingen lezen?

Vraag het gratis magazine aan

Hier vind je meer inspirerende verhalen

BLIJF OP DE HOOGTE

Mis niets van ons Gave nieuws en aanbod

Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Artboard facebook google+ instagram linkedin maps pinterest twitter vimeo youtube world