Zending op je stoep

Sinds Arjen Lubach er – zeer terecht – de spot mee dreef, durf ik het bijna niet meer te vertellen, maar ik heb dus ooit een zekere tijd in een zeker Noord-Afrikaans land gewoond. En hoewel Lubach me de les heeft geleerd niet té vaak te verhalen over steeds dezelfde tijd, moest ik er bij het jubileum van Stichting Gave toch weer aan denken. Net als oprichter Marten Visser ben ik naar een uiteinde van de wereld gezonden om daar getuige van Jezus Christus te zijn. Terwijl bij Gave de beweging interessant genoeg juist andersom is en christenen hier toerust om getuige te zijn voor mensen die van daar naar ons toe komen.
Het is niet verkeerd wat Marten en ik en onze gezinnen hebben gedaan. Elke levende kerk is ook een zendende kerk. Overal in de wereld en altijd in de kerkgeschiedenis kwam de eerste liefde van de eerste generatie christenen tot uitdrukking in een zendingsbeweging. Vandaar ook dat er nu steeds meer Koreaanse, Chinese, Noord-Afrikaanse en Braziliaanse zendelingen zijn. Zodra een kerk geen zendende kerk meer is, is dat ook het begin van het einde van die kerk. Het evangelie van Jezus Christus is en blijft het beste nieuws voor deze gewonde en gebroken wereld.
En toch. Wat een gedoe is zo’n uitzending naar een uithoek van de wereld. Het kostte ons als jong gezin maanden van voorbereiding, jaren van taalstudie en we wisten al die tijd dat we nooit Egyptenaar – hè, nou refereer ik er toch weer aan – zouden kunnen worden en uiteindelijk altijd Nederlander zouden blijven. Maar we zijn God altijd dankbaar geweest voor onze roeping in de zending, voor onze tijd met leden van de eeuwenoude Koptische kerk, onze ontmoetingen met moslims, christenen met een islamitische achtergrond en voor het warme meeleven van het thuisfront. Maar het kostte wel wat.
‘Wat een gedoe is zo’n uitzending naar een uiteinde van de wereld.’
Marten Visser zag al heel vroeg dat niet alleen wij vanuit hier erop uit moesten naar daar, maar dat de uiteinden van wereld ook naar ons toekwamen. En dat dat een kans voor het evangelie is. Soms vermoed ik zelfs een strategische zet van God. Als wij niet meer van hier naar daar gaan om het evangelie door te geven en voor te leven, dan moeten ze van daar maar hierheen komen om het evangelie te kunnen ontvangen. Zo moeilijk als het was om het evangelie met een moslim in het Midden-Oosten te delen, zo makkelijk is dat als er opeens Arabische moslims bij ons op de stoep staan. Zo lastig als het is om de taal van daar te leren, zo behulpzaam is het om onze eigen taal te leren aan anderen die dat dolgraag willen spreken.
Migratie is vaak problematisch. We zijn als mensen grondgebonden, geworteld in een bepaalde cultuur en gevormd door een specifieke geschiedenis. Ik heb zelf ook gemerkt hoe onthand je je in een ander land kunt voelen. Maar ik heb ook heel sterk ervaren wat voor band het evangelie kan scheppen en hoe de eenheid in Christus een diepe broeder- en zusterband schept. En nu migratie een feit is, dank ik God voor het werk van Gave bij de hulp aan nieuwkomers, voor de naastenliefde voor deze nieuwkomers en de bereidheid om juist ook hier getuigen te zijn voor mensen van daar. Waar ik kan, wil ik deel uitmaken van die lokale zendingsbeweging. En als ik daar wat minder over praat en het meer gewoon doe, dan kan Arjen Lubach daar ook geen satire meer van maken.
Deze column verscheen in het gratis Gave Magazine, dat uitkwam toen Gave 25 jaar bestond. Wil je nog meer hoopvolle verhalen lezen?